Vereniging Erfgoed Leidschendam

info@erfgoedleidschendam.nl

Uitgave: januari 2004

Het drama in de Duivelshoek

Het drama in de Duivelshoek

Ben Hinkenkemper was altijd tot helpen bereid

In 1945 werden ruim 150 Leidschendammers geïnterneerd omdat ze lid waren geweest van de NSB of de Landwacht of daarvan werden verdacht. Binnen het jaar liet men 45 personen weer gaan; de overigen kregen korte of langere vrijheidsstraffen. Ook de Leidschendammer Ben Hinkenkemper werd opgepakt. Ten onrechte, bleek later. Hij heeft juist 'zijn uiterste best' gedaan om mensen door de beroerde oorlogsjaren heen te helpen. Om aan voedsel voor onderduikers te komen, gebruikte hij onder meer zijn relaties met 'foute' Leidschendammers. De prijs die hij daarvoor betaalde, was hoog.

De zoetigheid van thee en koekjes vermengde zich die middag met een bitterheid die ze nog altijd met moeite kon onderdrukken. In haar huiskamer aan de Nieuwstraat 71 probeerden we samen met mevrouw C. H. Hinkenkemper-Olsthoorn een scherp beeld te krijgen van het drama dat zich meer dan een halve eeuw geleden rond haar man heeft afgespeeld. De herinneringen lagen min of meer half over elkaar heen; los en fragmentarisch, zoals oude foto's op een prikbord. Ze had moeite met namen en data. De spelers in het drama waren vrijwel allemaal overleden.

Ja, heel af en toe bekroop haar de vraag wie indertijd toch die lasterpraatjes is begonnen. Haar man had tijdens de oorlog echt nooit iets gedaan waarvoor hij zich moest schamen. Integendeel, velen in die dagen waren hem juist dankbaar. Misschien was het wel puur uit jaloezie dat hij in 1945 bij de autoriteiten werd aangeklaagd omdat hij lid zou zijn geweest van de nationaal-socialistische NSB. Maar het waren geen vragen meer die haar echt bezig hielden. De toekomst die ze zich in 1939 bij haar huwelijk met Ben Hinkenkemper had voorgesteld, was immers alweer lang verleden tijd. Ze leefde nu al ruim een kwart eeuw zonder hem. Ze had zich er bij neergelegd. Voor haar hoefden de gebeurtenissen niet meer zo nodig te worden opgerakeld; ze werd er maar onrustig van. Maar we hadden gelijk: haar man en gezin was onrecht aangedaan. En nooit had iemand daarvoor excuses gemaakt. Ze was er van overtuigd dat haar echtgenoot mede daardoor een onnodig moeilijk leven heeft gehad.

Terug naar de Duivelshoek

We gingen die middag terug naar wat sommige Leidschendammers indertijd 'de Duivelshoek' noemden. Die groene ruimte waar Leidschendam overgaat in het weidegebied dat doorloopt naar Wassenaar en dan zo door naar de landgoederen ten noorden van Den Haag. Tussen '40 en '45 woonden hier veel hoge Duitse militairen, onder wie rijkscommissaris Seys-Inquart op het landgoed Clingendael. In dit Sperr-gebied waren verscheidene installaties voor de lancering van de vliegende bommen V1 en V2 naar bestemmingen in Engeland.

Aan de Veurse Achterweg woonde de commandant van de Duitse eenheden in Leidschendam. In de weilanden erachter waren aangepunte palen geplaatst tegen geallieerde parachutisten. Er woonden ook verscheidene NSB'ers, onder meer in het huis waar het allemaal om draait. Het staat er nu nog en heeft nu als adres Lijtweg 71. Maar toen had het nummer 159 op de Veurse Achterweg.

nummer159.jpg

Maar eerst: wie was Ben Hinkenkemper?

Bernard Johannes Hinkenkemper is de oudste zoon van een timmerman in Woubrugge. Hij wordt daar 26 april 1914 geboren. Het gezin verhuist met vier kinderen al snel naar het toenmalige Veur. Bernard bezoekt er de lagere school aan de Damlaan. Het gezin is financieel in zeer slechte doen, zeker als Bens vader op jonge leeftijd aan een ziekte overlijdt. De rampspoed is compleet als een zusje van hem op de Damlaan bij een auto-ongeluk om het leven komt.

Op z'n 14-de wordt hij leerling-timmerman bij de aannemer P. C. van Rijn aan de Stompwijkseweg en verdient ongeveer zes gulden per week. In de jaren daarna werkt hij bij verschillende firma's in Leidschendam, Den Haag en Lisse. In de zomer van 1939 is hij terug in Den Haag, waar hij voor 25 gulden per week gaat werken bij de timmerwerkplaats van de firma Koole in de Balistraat. In december 1939 trouwt hij met Cornelia Olsthoorn, dochter van een Leidschendamse veekoopman.

Het jonge paar gaat wonen in de Smidslaan 42, maar verhuist al gauw naar een huisje aan de Veurse Achterweg 151. Het gezin krijgt uitbreiding met de kinderen Corry, Koosje en Bennie. Volgens zijn in 1946 geboren dochter Els was pa Hinkenkemper er 'van alle markten thuis. Hij had op allerlei praktische problemen wel een antwoord. Moeder vertelde dat hij tijdens de oorlogsjaren zelf sigaren en jenever maakte of konijnen slachtte. Onder een luik in de vloer hield hij etenswaar verborgen: aardappelen, groente; die ruilde hij tegen kleding voor zijn vrouw en kinderen, die bij hem vòòr alles gingen. Hij dreef een keer de spot met een paar witte sokken die hij had gekregen bij 'De Hark', een gemeentelijke instelling waar Leidschendammers tijdens de hongerwinter tweede-hands kleding konden afhalen. Meer was er voor hem niet bij. Hij schoof ze aan weerszijden van een hark en zette die in de tuin.'

Aan het begin van de bezetting werkt hij enkele weken als timmerman op de vliegvelden Valkenburg en Ypenburg, waar veel oorlogsschade moet worden hersteld. Het Gewestelijk Arbeidsbureau in

Leidschendam laat hem daarna vanaf december 1940 verscheidene timmerklussen doen. Voor Ben Hinkenkemper en zijn jonge gezin gaat het leven op de Veurse Achterweg z'n (rustige) gangetje.

Een eindje verderop, op nummer 159, is in september 1941 het gezin van Dirk Batenburg komen wonen. Batenburg (56), afkomstig uit Loosduinen en van beroep 'hoenderparkhouder', had eind jaren twintig ook al aan de Veurse Achterweg gewoond, op nummer 153. Daar woonde sinds 1936 zijn tien jaar oudere zus Anna Batenburg. Dirk verbleef sinds 1937 aan de Veurse Straatweg 201, maar nu hij met zijn vrouw en dochter Trui het veel ruimere pand 159 betrekt, is er ook ruimte voor zijn zus. Anna is 'zonder beroep' en heeft veel hinder van spataderen, waardoor ze voor haar onderhoud afhankelijk is van broer Dirk.

De oudste zoon van Dirk, Dirk Batenburg junior, is intussen getrouwd en bewoont het ouderlijk huis aan de Veurse Straatweg 201, op een steenworp afstand van de Veurse Achterweg. Hij werkt in de buurt als tuinder. Dirk trekt veel op met de Haagse jongeman Emil Hoorweg.

Sirk jr. en Ben Hinkenkemper kennen elkaar. De beide jongemannen zijn ongeveer even oud en in Leidschendam tussen de bedrijven door met dezelfde handeltjes bezig: een tuindersklusje hier, een timmerkarweitje daar. Ook zijn ze allebei handig in het verschalken van een konijnenbout in de weilanden rond hun woningen. En ook Dirk jr.is intussen gehuwd (1941) en heeft enkele kinderen. Maar naast de overeenkomsten tussen de jonge vaders is er ook een groot verschil: Dirk junior is eind jaren dertig samen met zijn vriend Hoorweg lid geworden van de Nationaal-Socialistische Beweging. Hij schopt het tot lijfwacht van NSB-leider Anton Mussert. Die functie noopt hem in het voorjaar van 1943 naar Den Haag te verhuizen. Hij is een van de ongeveer 100 Leidschendammers die lid waren van deze partij. Bij het uitbreken van de oorlog werd een aantal van hen op last van de regering geïnterneerd en ondergebracht in twee lokalen van de Mariaschool aan de St. Jozefstraat, maar na de capitulatie weer vrijgelaten. Ook telde Leidschendam ongeveer 20 leden van de Landwacht, door Mussert ingesteld om de zwarte handel en het verzet de kop in te drukken.

Kerstmis 1942 wordt Ben Hinkenkemper overgeplaatst naar de firma Vrolijk aan de Haringkade in Scheveningen. Na een jaar heeft hij daar geen zin meer in 'omdat deze firma te veel voor de Duitse weermacht werkte', zoals hij later verklaarde. Hij meldt zich herhaaldelijk ziek, wat hem op waarschuwingen van collega's komt te staan dat de bezetter dat wel eens als sabotage kan opvatten. Hij blijft weg en werkt zijn kostje bij elkaar door allerlei klussen aan te pakken. Maar het GAB stuurt hem in mei 1944 terug naar Vrolijk in Scheveningen. Als hij weigert, zal hij 'moeilijkheden' krijgen, wordt hem te verstaan gegeven.

In dezelfde maand keert Dirk Batenburg jr. met zijn gezin uit Den Haag terug naar de Veurse Achterweg; hij gaat er wonen op nummer 153. Pa Batenburg is intussen overleden en zus Trui gehuwd en naar Den Haag verhuisd. Even verderop, op nummer 137, woont de jood Berend Salomons; hij zal de oorlog niet overleven. Het Rode Kruis registreert in november 1946 dat hij is omgekomen in het vernietigingskamp Auschwitz.

Paniek op de Veurse Achterweg

In september 1944 verandert er plotseling heel veel in het leven van de Hinkenkempers. Op 5 september slaan duizenden NSB-leden, Landwachters en andere 'foute' Nederlanders op de vlucht voor de snel oprukkende geallieerde legers. Velen van hen vertrekken in paniek naar Duitsland. Op Veurse Achterweg 153 pakt mevrouw Batenburg haar boeltje bijeen. In grote haast verlaat ze met haar twee zonen Leidschendam. Van haar echtgenoot Dirk weet op dat moment niemand te vertellen waar hij uithangt. Pas ver na de bevrijding, eind november 1945, kan een ambtenaar van de burgerlijke stand in Leidschendam aantekenen dat ze zijn 'vertrokken, onbekend waarheen.'

Op '159' verblijft op dat moment alleen nog Anna Batenburg. Ben Hinkenkemper ziet in dit feit een kans om voor zijn gezin betere huisvesting te regelen. Zijn eigen woning is door de gezinsuitbreidingen te krap geworden. 'Tante Anna' heeft lang niet alle ruimte in het grote huis nodig en het valt niet te verwachten dat er nog veel NSB'ers over de vloer zullen komen; die zijn immers definitief op de vlucht geslagen. Ook de weduwe van Dirk Batenburg sr. is in allerijl vertrokken en zal wel niet meer terugkeren. En 'tante Anna' is helemaal niet op de hand van de NSB; de huur kan dus gewoon op haar naam blijven staan. Hij kan officieel met zijn gezin bij haar intrekken, maar in de praktijk is het andersom: 'tante Anna' woont bij hem in.

Voor de verhuizing heeft hij toestemming nodig van een tijdens de bezetting opgerichte 'evacuatie-instantie.' Hij krijgt de vergunning, maar de eigenaar van het pand, de 42-jarige S. Houbaer, directeur van een autohandel in de Haagse Piet Heinstraat., verzet zich tegen het plan. H. neemt zelfs de Haagse advocaat W. J. van Andel in de arm om de verhuizing te verhinderen. Hinkenkemper wordt tweemaal gedagvaard, maar kan niet naar Den Haag komen. De eerste keer niet omdat hij zich najaar '44 een paar dagen schuil houdt vanwege razzia's in Noord-Leidschendam; de tweede maal omdat hij ziek is. Het Haagse Gerechtshof veroordeelt hem op 22 februari 1945 bij verstek tot betaling van de proceskosten, maar hij mag door toedoen van de 'evacuatie-instantie' toch op 159 gaan wonen. De verhuizing gaat door!

'Hij heeft op groven wijze geprofiteerd'

Als in Leidschendam op 5 mei 1945 de bevrijding wordt gevierd, is de blijdschap bij de Hinkenkempers van korte duur. Bij de Politieke Opsporingsdienst (POD), in die dagen gevestigd in villa Rozenrust, worden enkele aanklachten tegen Ben Hinkenkemper ingediend. Op 29 mei legt de Haagse autohandelaar Houbaer een zeer agressieve verklaring af: Hinkenkemper, 'los werkman, mislukkeling en steuntrekker', was volgens hem 'de N.S.B fel toegedaan en moet geheim en/of sympathiserend lid zijn geweest. Dit maak ik op uit zijn houding tijdens de Duitse bezetting, aan mij en verschillende andere bewoners van Leidschendam betoond. Heeft vòòr 5 september 1944 de weduwe Batenburg en haar inwonende schoonzuster, beiden felle NSB'sters, wonende Veurse Achterweg 159 in zijn toenmalige woning aan de Veurse Achterweg 151 enige weken verborgen gehouden. De zoon van de weduwe Batenburg, Dirk Batenburg, was NSB'er en diende in de lijfwacht van Mussert.

Op de bewuste 5-de september 1944 is Hinkenkemper behulpzaam geweest bij de vlucht van de weduwe Batenburg. Nadien is hij rond 22 september met een door omkoping van een paar mud aardappelen verkregen vergunning, verkregen van zijn NSB-vriend Adriaanse., evacuatie-commissaris te Veur tijdens de bezetting, in het huis van mijn moeder mevr. de weduwe C. M. Houbaer-Hout, verlaten door de weduwe Batenburg, zonder voorkennis van mijn moeder, getrokken en heeft hij mijn moeder de huur op naam van de weduwe Batenburg per postwissel toegezonden. Hij heeft dit bevestigd aan mij in tegenwoordigheid van een getuige, mevrouw P. G.-D. voor de deur van het perceel Veurse Achterweg 159 medegedeeld.

Hij is begonnen met al de op het land aanwezige gewassen, onder meer de op het land aanwezige tabak, tegen hoge zwarte prijzen te verkopen en ook de gewassen der NSB'ers die de volkstuinen hadden en die op die Dolle Dinsdag in september 1944 gevlucht waren en de gelden te reserveren en op te zenden naar zijn vrienden-NSB'ers.

Hij gaf bij razzia's voor ondergedoken te zijn, doch zijn vrouw heeft mij verteld dat hij naar Groningen was om aardappelen te kopen voor de Duitse Weermacht. Thans heeft hij voor camouflage een paar joden in huis genomen. Ook heeft hij mij persoonlijk op het einde van september 1944 verteld dat hij in Duitsland geweest was en dat zijn hele familie lid was van de NSB en verschillende van de SS. Dit vertelde hij mij op de drempel van zijn woning aan de Veurse Achterweg.'

Mevr. P. H. C. D. uit de Paul Gabriëlstraat in Den Haag: 'In september 1944 bevond ik mij met S.J.J. Houbaer in het perceel Veurse Achterweg 159 te Leidschendam. Aldaar bevond zich een voor mij onbekend persoon, die zich na ons gezien te hebben, omdraaide en zich zeer onbeschoft met zijn rug naar mij en Houbaer voorstelde als de bewoner des huizes, B.J. Hinkenkemper. Hij vertelde dat hij de vergunning om deze woning te betrekken, had verkregen voor een paar mud aardappelen.'

Gerrit van Gameren, een 43-jarige verzetsman en na de bevrijding sectiecommandant bij de Binnenlandse Strijdkrachten in Leidschendam, woonde op Veurse Achterweg 139: 'Ik ken Hinkenkemper als iemand die nooit werkt en de laatste jaren heeft gegeten van de NSB. Hij ging veel om met de families Batenburg en Hoorweg. Hij deed daar alles voor. Bracht ze naar en haalde ze van de trein of tram. Stond altijd voor die NSB'ers klaar, zodat men gezegd zou hebben dat hij zelf ook een volbloed NSB'er was. Hoorweg is na de septemberdagen nog korte tijd bij hem ondergedoken geweest. Hij verhuurde ook tuintjes, speciaal aan leden van de NSB. De Landwacht kwam er veel aan huis en ging er koffie drinken. Hij heeft op groven wijze van de NSB geprofiteerd.'

Hoyte Kooystra, een 44-jarige koopman die op Veurse Achterweg 147 woont: 'Hinkenkemper heeft veel omgang gehad met NSB'ers. Ongeveer twee jaar geleden heb ik hem hiervoor gewaarschuwd en hem meegedeeld dat als hij daarmee doorging, ik niets meer met hem te maken wilde hebben. Hinkenkemper stoorde zich hier niet aan en had dagelijks NSB'ers op zijn erf en in zijn woning. Hij deed alles voor de families Batenburg en Hoorweg, die beiden ook hier in de buurt woonden. De Landwacht kwam er dagelijks koffie drinken. Hoorweg is na de septemberdagen nog korte tijd bij Hinkenkemper ondergedoken geweest en is daarna naar Den Haag vertrokken. Hinkenkemper leefde met zijn gezin van de NSB'ers. Werken deed hij nooit, maar heeft er goed van geprofiteerd.'

Wat ook niet in zijn voordeel pleit, is dat de 'evacuatie-instantie' die hem toestemming voor de verhuizing naar '159' gaf, werd geleid door de in Leidschendam weinig geliefde NSB'er Adriaanse.

'Een goed en braaf mens'

Er zijn ook getuigen in het voordeel van Hinkenkemper. De Leidschendammer L. H. J. Clasener van de Venestraat 19 bijvoorbeeld, verklaart dat hij samen met Hinkenkemper in de Werkverschaffing heeft gezeten. 'Hij heeft, zolang ik hem ken, nooit enige pro-Duitsche uitlating gebezigd. Het is een eerlijke, christelijke man en te dom om zich met politiek te bemoeien.'

H. Hoenselaar, opzichter bij de gemeente, noemt Hinkenkemper 'een goed en gemakkelijk over te halen persoon. ' Degene die hem beschuldigt maakte op hem 'geen gunstige indruk' en doet volgens hem 'alle mogelijke moeite om Hinkenkemper een hak te zetten.'

Ook J. Huisman, koopman aan de Noordheylaan 5a, neemt het voor Hinkenkemper op. 'Hij is iemand met een goed karakter, die zover ik weet nooit iemand iets in de weg heeft gelegd. Hij trok na 5 september 1944 in de woning Veurse Achterweg 159, vanwaar de NSB'ster Batenburg met achterlating van een groot deel van haar bezittingen vertrokken is.' Huisman verklaart ook, dat Hinkenkemper 'altijd tot helpen van zijn medemensen bereid was. Ten nadele van hem kan ik niets verklaren.'

Rijksveldwachter Ch. Verstraeten concludeert: 'Hinkenkemper maakt op mij een gunstige indruk.' En M. J. Langeveld, een Rijswijkse vriend van Hinkenkemper, stelt: 'Hij heeft doorlopend goed werk gedaan, zowel in de illegale beweging als aan onderduikers en arme mensen. Een goed en braaf mens die veel voor zijn medemens overheeft.'

'Arresteer Hinkenkemper'

Maar het kwaad is dan al gebeurd. De Binnenlandse Strijdkrachten in Leidschendam ziet genoeg aanleiding voor een onderzoek naar Hinkenkemper. Op 13 augustus 1945 wordt een voorlopig rapport uitgebracht bij de plaatselijke adviescommissie, waarvan de oud-verzetsman C. H. Voorhoeve de secretaris is. Voorhoeve is belast met het onderzoeken van alle aangiften 'inzake hulpverlening aan of samenwerking met de vijand.' Het advies van de commissie luidt, Hinkenkemper te arresteren. Op 15 september neemt de POD hem in hechtenis. Hij wordt in het gebouw 'Hulp en Heil' aan de Veurse Achterweg opgesloten en enkele dagen later naar het bewaringkamp 'Duindorp' in Scheveningen gebracht, op verdenking van lidmaatschap van de NSB.

De arrestatie van vader heeft in het gezin Hinkenkemper rampzalige gevolgen. Mevrouw Hinkenkemper is ten einde raad. Het gezin heeft geen inkomsten en wordt door de staat op geen enkele manier geholpen. Ze krijgt financiële steun van de gereformeerde kerken in Leidschendam en - dankzij de bemiddeling van hun Rijswijkse vriend Langeveld - wat geld van een particuliere weldoener in Warmond. Enkele dagen tevoren had het noodlot al toegeslagen: dochter Corrie van vijf wordt met difterie opgenomen in het Voorburgse Diaconessen-ziekenhuis en op 11 september overlijdt zijn drieënhalf jaar oude zoon Koosje aan dezelfde ziekte. Mevrouw Hinkenkemper: 'De grootste van alle moeilijkheden die ik toen had, was misschien wel dat ik niet de tijd kreeg om mijn verdriet over het overlijden van Koosje te verwerken.' Het gebeurde allemaal terwijl ze haar handen vol had aan de verzorging van de anderhalf jaar oude Bennie en ze net was bevallen van hun vierde kind: Aadje. Ze is volgens getuige Langeveld 'op van de zenuwen.'

Op 16 oktober 1945 schrijft mevrouw Hinkenkemper een brief aan de POD waarin ze alle misverstanden omtrent haar man op een rijtje zet. Het stuk wordt mede ondertekend door een tiental vrienden en kennissen.

'Hij zorgde voor voedsel voor de onderduikers'

Ook de Leidschendamse huisarts F. H. M. van Zeeland klimt in de pen. Hij schrijft onder meer, dat de jood Salomon Niekerk, die aanvankelijk was ondergedoken in Huize Welgelegen aan het Julialaantje in Rijswijk, gedurende 9 maanden van levensmiddelen werd voorzien door Hinkenkemper. Niekerk was met vrouw en twee kinderen uitgeweken naar de Kostverlorenweg in Leidschendam, waar ze een opnieuw onderdak vonden bij Sjaan (een zus van mevrouw Hinkenkemper) en Niek Beukers. 'Daarna verschafte Hinkenkemper aan genoemde Jood zes weken bij hemzelf onderdak.'

Het is jammer dat Van Zeeland hier niet wat specifieker is. Volgens mevrouw Hinkenkemper is niet Niekerk, maar zijn twee kinderen enige tijd in hun woning aan de Veurse Achterweg 151 verborgen gehouden omdat het voor hen op de Kostverlorenweg bij Beukers te onveilig werd geacht. Dat klopt met een bewering van Van Zeeland dat het gezin van Hinkenkemper bij de verhuizing naar nummer 159 uit 'zeven personen' bestond. Dat moeten vader en moeder Hinkenkemper en hun drie kinderen (Corrie, Koos en Ben) èn de kinderen-Niekerk zijn geweest.

Langeveld verklaarde echter dat ze het joodse gezin Niekerk in hun eigen huisje op nr. 151 onderdak hadden willen geven, maar daar vanaf zagen vanwege de te kleine behuizing daar en omdat naast hen NSB'ers woonden. 'Maar hij heeft toen zijn uiterste best gedaan om het gezin onderdak te krijgen bij Beukers aan de Kostverlorenweg. Hij zorgde doorlopend dat er voldoende voeding aanwezig was. Niet alleen voor de joodse onderduikers daar maar ook voor Beukers en zijn negen kinderen.'

Waarschijnlijk is, dat de kinderen Niekerk nu eens op de Kostverlorenweg verbleven en dan weer op de Veurse Achterweg. Dochter Corrie kan zich in ieder geval nog vaag herinneren dat ze als kind van een jaar of vier met kinderen speelde 'die ouder waren dan ik zelf.'

Van Zeeland weet ook te melden dat Hinkenkemper in januari 1945 de ondergrondse in Leidschendam een 'Amerikaans legerapparaat' heeft toegespeeld en dat hij 'diverse stadsmensen en dorpsgenoten het laatste jaar van aardappelen, bonen en groenten heeft voorzien; dit alles geheel gratis.'

Langeveld voegt daar aan toe, 'dat hij de afgelopen wintermaanden, toen alles zeer weinig aanwezig was, boter en melk afgegeven aan de heer Van der Swet, die het doorgaf aan de illegale beweging en aan onderduikers.'

Ook mensen die bij hem thuis aanbelden voor aardappelen en groenten heeft hij geholpen 'tegen de daarvoor geldende prijs of zonder betaling als ze niet konden betalen.' De Landwachters en NSB'ers die '159' bezochten, kwamen daar niet voor hem maar voor 'tante Anna' Batenburg; ze waren neven van haar. Of ze kwamen de konijnen halen die Hinkenkemper in het gebied rond de Achterweg had verschalkt.

'Al vòòr de oorlog gingen ze met elkaar om'

Dat Hinkenkemper veel omgang zou hebben gehad met NSB'ers berust volgens Langeveld op een vergissing. 'Hij had slechts omgang met Batenburg en Hoorweg. Niet omdat ze NSB'er waren, maar om een heel andere reden: Hinkenkemper woonde aan de Veurse Achterweg midden in het land, op een paar honderd meter van de grote weg Den Haag - Voorschoten. Daar stonden vier huizen die alle door NSB'ers werden bewoond.' Al vòòr de oorlog kenden ze elkaar. Ze wisselden 'vriendendiensten' uit. Toen de bezetting aanbrak en er zeker voor mensen met weinig geld beroerde tijden aanbraken, werd die relatie allen maar intenser. Zelfs het feit dat Batenburg en Hoorweg lid werden van de NSB heeft voortzetting van de 'economische' betrekkingen tussen de mannen niet verhinderd. Ze moesten immers wel, zeker toen er meer kinderen in hun gezinnen werden geboren. Om beurten gingen Hinkenkemper, Batenburg en Hoorweg naar Leiden om inkopen te doen of bonnen voor levensmiddelen in te leveren.

Wat volgens Langeveld ook een rol speelde bij de keuze van Hinkenkemper de relatie met de NSB-mannen niet te beëindigen, was dat er in de oorlogsjaren aan de Veurse Achterweg geen straatverlichting was. Het was er 's avonds pikkedonker en Hinkenkemper leed aan 'toevallen'. En als hij zo'n epileptische aanval had, was zijn echtgenote wel gedwongen de hulp van haar naaste buren in te roepen. Dat die inmiddels lid waren geworden van de NSB telde op zulke momenten niet. Wat moest mevrouw Hinkenkemper anders doen, met drie jonge kinderen en een zieke man? 'Als ze in een straat van een stad had gewoond, had ze zich nooit met deze mensen bemoeid. Ze was immers fel anti-NSB.'

De volkstuintjes achter '159' waren eigendom van Anna Batenburg en die had ze afgestaan aan Landwachters en NSB'ers. Die kwamen er vaak tijdens diensttijd, dus in uniform, langs om een maaltje aardappelen of groente op te halen. Langeveld heeft ook verklaard dat Hinkenkemper pas nà Dolle Dinsdag profiteerde van de opbrengst van de volkstuintjes, toen de meeste Batenburgen uit de buurt waren vertrokken. 'De aardappelen en groente die hij er weghaalde, deelde hij met mensen in de illegaliteit of anderen die honger leden. Aan verkoop op de zwarte markt heeft hij zich nooit schuldig gemaakt.'

Wat volgens Langeveld ook niet onvermeld mag blijven: Hinkenkemper heeft de op de Smidslaan wonende J. Vonk uit handen van de Sicherheits Dienst (SD) gehouden. Vonk werd gezocht omdat hij sabotage zou hebben gepleegd en dreigementen zou hebben geuit tegenover een NSB'er. Ook zou hij na Hoorwegs plotselinge vlucht diens radiotoestel hebben meegenomen en het hebben overhandigd aan A. Lelieveld, die bij de ondergrondse zat. Ook Langeveld is stellig in zijn overtuiging dat de verhuizing van de Hinkenkempers naar '159' veel kwaad bloed zette bij de overige bewoners van de Veurse Achterweg. Op dat moment, schrijft hij, zijn de lasterpraatjes pas goed begonnen.

'Ik wil die vent niet in huis hebben'

Het nieuws dat Hinkenkemper in hechtenis is genomen, bereikt ook de Leidschendamse verzetsman Aad Lelieveld. In een brief aan de Politieke Recherche Dienst schrijft hij, dat Hinkenkemper twee maanden voor de bevrijding bij hem aanbelde. 'Hij vertelde me dat de NSB'er Emil Hoorweg, sinds Dolle Dinsdag voortdurend op de vlucht, hem plotseling thuis om hulp was komen vragen. 'Maar ik wil die vent niet in huis hebben', zei Hinkenkemper.'

In de brief vertelt Lelieveld dat Hinkenkemper voorstelde Hoorweg uit de weg te ruimen. 'Ik, Lelieveld, zei tegen hem: daar weet ik wel iemand voor.' Lelieveld schrijft verder, dat hij de verzetsman J. Drunick vroeg deze klus op zich te nemen, omdat Hoorweg 'voor de omgeving erg gevaarlijk was.' Tot liquidatie van Hoorweg kwam het echter niet, 'omdat hij de volgende ochtend weer vertrokken was.' De brief van Lelieveld is mede-ondertekend door Drunick.

Al deze gunstige verklaringen hebben ertoe bijgedragen dat Ben Hinkenkemper 'van rechtsvervolging ontslagen' wordt. Maar geïnterneerde nr. 5195 keert in februari 1946 als een berooid man uit 'Duindorp' terug in Leidschendam. Dochter Els: 'Hij was er zowel lichamelijk als psychisch slecht aan toe. Door de gebrekkige voeding in het kamp had hij wonden aan zijn benen en was hij erg verzwakt. De ervaringen daar hebben, in combinatie met de ellende in zijn jeugd, op zijn verdere huwelijks- en gezinsleven een sterk negatieve invloed gehad. Pas tegen het einde van de jaren vijftig, na voor zijn problemen een poosje in behandeling te zijn geweest, werd hij weer min of meer de oude. Er kwamen meer kinderen, in totaal negen, en daar genoot hij erg van.'

Wat volgens haar ook meespeelde, was het feit dat haar vader een 'binnenvetter' was. 'Niet het type dus dat er gemakkelijk voor uitkomt dat hij problemen heeft. En die had hij in zijn leven vele. Bovendien had hij een chronische ziekte: epilepsie. Dat alles bij elkaar maakte dat hij op het laatst van zijn leven nogal in de war was. En dat verslechterde zijn gezondheid alleen maar verder.'

Ben Hinkenkemper ging na de oorlog in Leidschendam aan de slag als timmerman. Hij werkte onder meer bij de Leidschendamse scheepswerf G. den Heeten en Co. Op 20 maart 1950 verhuisde het gezin naar de Nieuwstraat 71. Hij overleed in januari 1975 op 60-jarige leeftijd; mevrouw Hinkenkemper-Olsthoorn voorjaar 2003, kort na haar 88-ste verjaardag. Hij is voor het hem aangedane onrecht nooit schadeloos gesteld. En nooit heeft iemand hem excuses aangeboden. Mevrouw Hinkenkemper herinnerde zich slechts, dat buurman Kooystra haar bezwoer dat hij het niet was die haar man had aangeklaagd, 'daar durf ik mijn handen voor in het vuur te steken.' 'Als hij dat zei, dacht ik: 'Man, dan zou je ze wel eens lelijk kunnen verbranden.'

Maar inderdaad was Kooystra niet degene die de laster begon, hoewel hij wel een voor Hinkenkemper ongunstige verklaring heeft afgelegd. Uit het gesprek dat we in 2000 met mevrouw Hinkenkemper hadden, bleek ons, dat ze nooit enig idee heeft gehad van de venijnige aanklacht die de Hagenaar Houbaer in 1945 tegen haar man indiende; wellicht om hem zijn spontane verhuizing naar '159' betaald te zetten.

Ben Hinkenkemper was een van de ruim 150 Leidschendammers die werden geïnterneerd, bijna anderhalf procent van de bevolking. Binnen het jaar liet men 45 personen weer gaan, onder wie Hinkenkemper; de overigen kregen korte of langere vrijheidsstraffen. Voor het overgrote deel gold, dat ze niemand enig kwaad hadden gedaan, maar wel op het verkeerde paard hadden gewed. De laster die kennelijk ongestraft over Ben Hinkenkemper werd verkondigd, bracht hem volkomen ten onrechte in het kamp van de 'landverraders' en 'collaborateurs'.

De tragiek en de onrechtvaardigheid daarvan is hij nooit meer te boven gekomen.

Jos Teunissen

Noten:
Dirk Batenburg jr. zat zijn straf uit en zette zijn leven niet toevallig voort in het plaatsje Norg: in Noord-Drenthe woonden opvallend veel mensen die lid waren geweest van de NSB.
Van het joodse gezin Niekerk werden de ouders opgepakt en in Auschwitz vergast. De kinderen emigreerden eind jaren veertig naar Australië. Ze hebben nooit meer contact gezocht met 'Holland'.
Met dank aan Aad Zandbergen van het gemeente-archief Leidschendam en directeur Sierk Plantinga van het Nationaal Archief, zonder wier medewerking dit artikel niet tot stand had kunnen komen.


Terug naar overzicht

Laatste publicatie

Erf Goed Nieuws augustus 2023
augustus 2023, jaargang 32, nummer 1

Erf Goed Nieuws augustus 2023

Erf Goed Nieuws, augustus 2023

Lees verder Alle publicaties