Vereniging Erfgoed Leidschendam

info@erfgoedleidschendam.nl

Uitgave: Januari 2003

Anton Schrader en de werf van Van Ravesteijn in 1943[1]

Anton Schrader en de werf van Van Ravesteijn in 1943[1]

Erf Goed Nieuws van februari 2003 bevat een lezenswaardig artikel over Lo en Marianne van Ravesteijn, naamgevers van het "A.L.H.J. van Ravesteijn-fonds". Daarin wordt ook enige aandacht gewijd aan de illegale activiteiten op de werf van Van Ravesteijn tijdens de Tweede Wereldoorlog.[2] Onder meer wordt er geciteerd uit een interview met Hagenaar Anton Schrader; hij vertelde dat er op de werf diverse bootjes omgebouwd en zeewaardig gemaakt waren, zodat een groot aantal Engelandvaarders daarvan gebruik heeft kunnen maken om over te steken.[3]  In het artikel werd vervolgens de vraag opgeworpen of deze activiteiten ook werkelijk hadden plaatsgevonden, of Van Ravesteijn er daadwerkelijk van heeft geweten en of hij er zijn goedkeuring aan had gegeven.

Anton Bernhard Schrader werd op 9 november 1917 te Soerabaja geboren en groeide op in Nederlands-Indië. Hij behaalde in 1938 aan de Technische Hogeschool te Bandoeng zijn civiel-ingenieursdiploma en kwam eind januari 1939 naar Nederland om in Utrecht aan de befaamde "oliefaculteit" indologie te studeren. Eind mei 1940 staakte hij zijn studie en verhuisde hij naar Den Haag waar hij enige tijd later benoemd werd tot assistent van het hoofd van het Bureau Grondstoffen van het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening. Hij raakte eind 1940 betrokken bij illegaal werk door het stencilen en verspreiden van verzetsblaadjes. Nadat hij ambtelijk de bevoegdheid had gekregen om te beslissen over verzoeken om toewijzing van benzine, besloot hij om een organisatie in het leven te roepen om mensen te helpen die over de Noordzee naar Engeland wilden ontkomen. 
Schrader was op dit idee gekomen nadat hij in 1941 bij toeval betrokken was geraakt bij de illegale levering van benzine aan een paar personen uit Schipluiden die naar Engeland wilden ontkomen. Zijn eerste contacten lagen daarom in Schipluiden. Hij  breidde vervolgens zijn club assistenten uit met mensen die konden helpen bij het laten onderduiken en verbergen van personen, zoals Dirk Boonstoppel, een boer in de Biesbosch, en met mensen die konden zorgen voor voedsel en voor onderdelen voor de boten. Van groot belang werd zijn kennismaking met beurtschipper Cornelis (Kees) Koole van de "Nooit Volmaakt" uit Schipluiden.[4]

Nadat met hulp van Schrader in 1943 zeven bootjes naar Engeland waren vertrokken, ging hij met de achtste zelf mee omdat hij door de SD gezocht werd. Hij vertrok op 8 oktober 1943 en kwam de volgende dag in Engeland aan. Hij vervulde in Londen enige tijd bureaufuncties, maar wist uiteindelijk in oktober 1944 zijn vurigste wens vervuld te zien: hij werd in de nacht van 9 op 10 november 1944 boven Ulrum in Groningen per parachute gedropt als geheim agent in dienst van de Amerikaanse inlichtingendienst OSS.  In de regio Groningen, Drenthe en de kop van Overijssel verrichtte hij spionagewerkzaamheden en rapporteerde hij door middel van zijn telefoniezender, een zogenaamde "S-phone", aan zijn opdrachtgevers. 
Op 10 februari 1945 werd hij gearresteerd. De bekende Kriminaldirektor van de Sicherheitspolizei Schreieder die ook het Englandspiel had geleid, verzocht Schrader om voor de Duitsers te gaan werken. Deze stemde toe maar wist in de door Schreieder opgegeven berichten aan de Amerikanen zijn arrestatie-teken duidelijk mee te zenden. Schrader wist Schreieder op de mouw te spelden dat zijn dropping te maken had met een te verwachten invasie in de Duitse Bocht. Hierop werden enkele pantserdivisies die aan de Rijn gelegerd waren naar het noorden van Duitsland gedirigeerd.  Dit nu had tot gevolg dat de Duitse weerstand bij de Rijn geringer was dan voorheen op het moment dat Amerikaanse strijdkrachten bij Remagen de Rijn overstaken.
Eisenhower heeft later, na de oorlog, Schrader gecomplimenteerd met de mededeling dat deze in gevangenschap nog beter werk had gedaan dan in zijn actieve tijd als agent. President Truman verleende in 1947 aan Schrader de Silver Star Medal voor diens moedige en intelligente gedrag.[5]
Dit staat te lezen in het proces-verbaal van het uitgebreide verhoor dat Schrader zelf na aankomst in Engeland op 9 oktober 1943 moest ondergaan. Hij werd daar in Londen door de bekende Oreste Pinto van de Politie-Buitendienst (PBD) uitgebreid aan de tand gevoeld; de Politie-Buitendienst was een veiligheidsdienst van het Nederlandse ministerie van Justitie in Londen, die iedere overgekomen Nederlander moest beoordelen op zijn of haar politieke betrouwbaarheid. In die verhoren komen ook de wijze waarop men naar Engeland gereisd had en overige verzetsactiviteiten aan de orde. Bovendien worden ook veel namen van derden in de verhoren vermeld. Zo laten de verhoren de oorlog op micro-niveau zien; in combinatie met andere verhoren zijn zelfs kleine netwerken en organisaties enigszins te reconstrueren. In de verhoren van de Engeland-vaarders die op de hoogte waren van wat er op de Van Ravesteijn-werf gebeurde, komen steeds de namen van Pier en Jo Meijer naar voren. De broers Meijer werkten bij de werf: Pier als bedrijfsleider en Jo als monteur.[8] 
In zijn verhoor in Londen vertelde Schrader verder dat hij meege-werkt had aan het weghelpen van acht bootjes, inclusief het bootje waarmee hij zelf in Engeland aankwam. Van die acht bootjes hebben er vier Engeland bereikt. Het mislukken van de overtocht van de vier andere bootjes werd veroorzaakt door motorpech al dan niet in combinatie met storm op zee. De bemanning van het zesde bootje met in totaal 15 personen werd door de Duitsers gearresteerd. 
Alle afvaarten vonden plaats in 1943. De namen van de bemanningen zijn bekend.[9]  In totaal gaat het daarbij om 63 personen. Na een eerdere mislukte afvaart poogden sommigen het nog een keer; wanneer men die personen er bij telt  -  dus het totaal aantal bemanningsleden van alle acht bootjes   -   dan komt men op 72 personen. Van die 63 personen op de acht afvaarten hebben er toen 38 Engeland bereikt; twee zijn na eerst een mislukking te hebben meegemaakt alsnog in februari 1944  per bootje gearriveerd in Engeland. Van deze 38 mensen behoorden er drie tot het personeel van de Royal Air Force: hun toestellen waren boven Nederland neergeschoten. Een ander werd gezocht door de Duitsers omdat hij had weten te ontsnappen uit het Oranje Hotel.

Schrader zocht met hulp van zijn kompanen naar bootjes. Wanneer hij een geschikt exemplaar gevonden had, kocht hij het scheepje. Vaak was dat een vlet, maar ook motorbootjes waren geschikt. De lengte van de bootjes varieerde van zeven tot tien meter. Hij vroeg aan de bemanningsleden een bijdrage voor het aankoopbedrag. Zo betaalde de latere politicus Jaap Burger aan Schrader fl 2500,-, de helft van het aankoopbedrag.[10] Soms werd ook een deel van het bedrag geschonken door vermogende relaties van Schrader. Na de oorlog verklaarde Schrader dat zijn financiën waren gecontroleerd door de Stichting Nationaal Steunfonds en dat iedere contribuant zijn geld had terug gekregen.[11] 
Het aangekochte bootje werd vervolgens naar de werf van Van Ravesteijn gebracht en daar zo goed als mogelijk zeewaardig gemaakt. Het bootje stond officieel op naam van een overheidsorganisatie, bijvoorbeeld de Noord-Oostpolder Werken[12] of de Distributiedienst van Rotterdam[13], zodat er bij een eventuele controle van de Duitsers geen argwaan zou ontstaan. 
Bij het zeewaardig maken waren met name de beide broers Meijer daadwerkelijk betrokken. Zij hebben het werk gedaan. Een van de Engelandvaarders vertelde tijdens zijn verhoor in Londen dat de dag vóór zijn vertrek Jo Meijer nog de gehele dag aan het bootje had gesleuteld.[14] 
En een ander verklaarde aan Pinto in Londen: "Ik was bezig met een boot klaar te maken om over te steken naar Engeland. Mijn boot lag in Leidschendam op de werf van Ravestein. Daar werd ook de boot voor ir. Schrader klaar gemaakt en zij brachten mij in contact met Schrader. In April 1943 heb ik den heer Schrader voor het eerst ontmoet. (-) Op de werf van Ravestein waren zij op de hoogte van het werk van ir. Schrader, nl. Meyer, twee broers; één is chef van het werfpersoneel en de ander is draaier in het fabriekje; ook hun vrouwen. Zij hadden reeds 3-4 booten klaar gemaakt".[15] 
Zelfs nadat Schrader zelf al naar Engeland was vertrokken hielpen de broers Meijer nog een paar achtergeblevenen aan een boot en konden deze Engelandvaarders bij hen de te kleine motor inruilen voor een 60 pk Chevrolet-motor uit 1925.[16] 
 Dit alles wordt bevestigd door een dochter van Pier Meijer. Zij herinnert zich nu nog uit de verhalen van thuis dat Schrader bij haar vader om hulp aanklopte. Hoe Schrader bij haar vader terecht gekomen is, weet zij niet. Zij acht het heel goed mogelijk dat beurtschipper Kees Koole de naam van haar vader heeft genoemd. In een loods voor de winterberging van jachten werden vervolgens de door Schrader aangeleverde bootjes omgebouwd door haar vader en haar oom Jo. Dat gebeurde vaak 's-avonds en in het weekend, zodat het overige personeel er niets van merkte. Haar vader was in die tijd bezig met de bouw van een bootje voor zich zelf; dat deed hij op een zolder in die loods. Er ontstond zo geen argwaan bij anderen. Het personeel van de werf heeft het volgens haar nooit geweten; naar alle waarschijnlijkheid ook Lo van Ravesteijn niet, "die was er de man niet naar, hij was bovendien vaak afwezig. En verder, als er naar gevraagd werd, waren het bootjes voor de Voedselvoorziening".  Wanneer een bootje klaar was, kwamen de Duitsers met een vrachtwagen langs om benzine te brengen: "het was immers voor de Voedselvoorziening". 
Aan Ton Schrader bewaart zij warme herinneringen, ook uit de tijd ná de oorlog. Hij was aardig en kon mooie verhalen vertellen; "bij ons thuis zeiden wij altijd dat hij iets geheimzinnigs om zich heen had". Schrader bezocht jaren na de oorlog haar vader nog, ook toen die reeds lang gepensioneerd was, aldus mevrouw G. Elstrodt-Meijer.[17]
 
Kees Koole vervulde met zijn "Nooit Volmaakt" een essentiële rol. De Duitsers hadden een verbod uitgevaardigd om binnen 50 kilometer uit de kust een pleziervaartuigje in bezit te hebben. Omdat het vertrekpunt van de Engelandvaarders binnen die 50 kilometer lag, was het bijna onmogelijk voor hen om dat punt met een bootje ongezien te bereiken. Kees Koole had met zijn vrachtschip waarmee hij onder meer aardappelen vervoerde vanuit Zeeland, geen last van die maatregel. Hij kon dat vertrekpunt zonder problemen wèl bereiken.[19] 
Koole was volgens Schrader het toonbeeld van ijzige rust en grote moed.[20]  Willem Koole, een neef van Kees, kwam met het vijfde bootje mee naar Engeland. Daar verklaarde hij dat Kees hem bij zijn vertrek gezegd had: "Als er een terug wil, gooi je hem maar overboord; je leus is: in Engeland aankomen of verzuipen".[21] Kees Koole verrichtte zijn diensten gratis, hij wenste geen geld te ontvangen van de Engelandvaarders. Aan één van hen antwoordde hij op een vraag over de betaling dat ze hem na de oorlog maar moesten helpen bij het op poten zetten van een transportbedrijf.[22] Dat is dan ook gebeurd: het huidige bedrijf Koole Tanktransport met vestigingen te Zaandam, Rotterdam en Nijmegen is daar het bewijs van.[23] Koole behoort tot de vele verzetsmensen die na de oorlog nooit zijn onderscheiden door de Nederlandse regering. 
 
Uit het hier bovenstaande blijkt dat de broers Pier en Jo Meijer degenen waren die de bootjes gereed maakten voor de oversteek. Schrader zelf noemde in een in 1992 gepubliceerd interview alleen de broers Meijer.[24] Lo van Ravesteijn wordt nergens vermeld. Ook de dochter van Pier Meijer betwijfelt zeer of Van Ravesteijn wist wat er gebeurde, evenals Jaap van der Hulst, medewerker bij de werf in die tijd. Dat alles is nog geen sluitend bewijs dat hij er helemaal niets van af wist. De werf was ook weer niet zó groot. En het is verder ook mogelijk dat hij er niet te veel van af wilde weten: onder bepaalde omstandigheden kan dat heel verstandig zijn. 
Pier en Jo Meijer begonnen in 1947 met een eigen werf: Jachtwerf Gebroeders Meijer, aan de Veursestraatweg in Leidschendam. Daarmee werd een traditie in ere hersteld. Hun vader Johannes Meijer had immers in 1919 aan de Klein Plaspoelpolder 1 in het toenmalige Veur zijn "J. Meijer's Scheepsbouwwerf" gevestigd; midden in de crisisjaren, in 1933, had hij deze moeten verkopen aan Van Ravesteijn.[25]
 
Anton Schrader kreeg het na aankomst in Londen eerst nog erg moeilijk. Hij werd niet vertrouwd. Dat had te maken met zijn verleden. In Bandoeng, Nederlands-Indië, was hij een der leiders geweest van de Nationale Jeugd Storm. Toen hij in 1935 lid werd, meende hij dat hij met een vaderlandslievende club te maken had, maar toen hij in de loop van 1936 merkte dat deze beweging een nationaal-socialistisch karakter droeg, had hij zich er van gedistancieerd. Hij had zijn lidmaatschap echter nooit opgezegd en ook in Nederland gedurende de periode 1940-1942 keurig zijn contributie voldaan. Dat paste in zijn strategie: hij bleef op deze manier goed op de hoogte van wat er in het kamp van de vijand omging en het versterkte zijn positie tegenover de Duitsers. 
Zowel dit lidmaatschap als de voorspraak van zijn superieuren op zijn werk heeft er voor gezorgd, dat hij na zijn arrestatie in januari 1941 wegens de verspreiding van illegale krantjes slechts kort in het Oranje Hotel hoefde te verblijven en dat hij er met een boete bij het Landesgericht vanaf kwam. Door zich bij de Duitsers als zeer loyaal voor te doen verschafte hij zich een dekmantel voor zijn verdere illegale activiteiten. Hij was daar tegenover een aantal bemanningsleden heel open over geweest.[26] 
Maar dit alles maakte hem in Londen zeer verdacht. Pinto onderwierp hem vijf dagen lang aan een kruisverhoor. "Òf Schrader verdient voor voortdurend, uitnemend en gevaarlijk werk voor de goede zaak iedere erkenning en onderscheiding, die wij hem te deele kunnen laten vallen òf hij verdient de doodstraf. Een tusschenweg is niet mogelijk", schreef Pinto in zijn rapport van 12 november 1943. Hij was aan het eind van zijn verhoren de mening toegedaan dat Schrader "waarschijnlijk" wel politiek betrouwbaar was. Pas ná  de oorlog zou Pinto volmondig toegeven dat Schrader had behoord tot een kleine groep van onvolprezen dapperen die een belangrijke rol in de oorlog hadden gespeeld.[27] Zijn conclusie in november 1943 luidde dat, wilde iemand Schrader geloven, men overtuigd diende te zijn van de juistheid van het Engelse spreekwoord: "Truth is stranger than Fiction".[28] 
 
Sierk Plantinga

S.F.M. Plantinga is als archivaris werkzaam bij het Nationaal Archief te Den Haag.              

[1] Ik ben  A.J.M. Zandbergen en F.F.J.M. Geraedts van het Gemeentearchief Leidschendam-Voorburg erkentelijk voor hun assistentie bij het onderzoek en hun opmerkingen bij een eerdere versie van dit artikel.

[2] J. Teunissen, Een witte raaf met een groot hart. De passie van Lo en Marianne van Ravesteijn, in: Erf Goed Nieuws (Vereniging Erfgoed Leidschendam) 11e jrg, nr 1, februari 2003, pp. 14-20.

[3] Interview Jan van den Akker met Anton Schrader, in: Het Bevrijdingskrantje, Leidschendam 1995.

[4] Cornelis Koole, * Schipluiden 21-4-1912, + Alkmaar 13-4-1977.

[5] Alle geraadpleegde archieven zijn aanwezig in het Nationaal Archief te Den Haag. Archief Bureau Nationale Veiligheid (BNV), inv nrs 3804 en 3252; archief Ministerie van Oorlog Londen (MvOL) 2525; Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) 104109 (PRA Den Haag 1611/VII/47).

[6] BNV 3804, Politie Buitendienst (PBD)-verhoor A.B. Schrader; archief Ministerie van Justitie Londen (MvJL) 12923, PBD-verhoor J.T.L. Bartlema. Schrader was in contact gekomen met Koole via de Schipluidense tuinder Maarten van Dorp aan wie hij in 1941 illegaal 100 liter benzine had geleverd ten behoeve van de groep rond S.P. Rienksma, een neef van Van Dorp.

[7] Pier Meijer, * Woubrugge 6-11-1899, + Aalsmeer 29-9-1994; Johannes Antonius Meijer, * Leiden 15-9-1909, + Den Haag 10-9-1980.

[8] BNV 3804, PBD-verhoor A.B. Schrader; MvJL 12993, PBD-verhoor H. Elfrink; MvJL 12975, PBD-verhoor A. Le Comte; MvJL 13120, PBD-verhoor J.F. Osten.

[9] BNV 3804, PBD-verhoor A.B. Schrader; Jan Bruin en Jan van der Werff, Vrijheid achter de horizon. Engelandvaart over de Noordzee 1940-1945, Houten 1998.

[10] MvJL 12967, PBD-verhoor J.A.W. Burger.

[11] CABR 104109 (PRA DH 1611/VII/47), verhoor A.B. Schrader 14-12-1949 door Politie Groningen.

[12] MvJL 13022, PBD- en MI-6 (Engelse inlichtingendienst) verhoor C. Gutteling.

[13] MvJL 10128, PBD-verhoor J. van Grondelle.

[14] MvJL 12975, PBD-verhoor A. Le Comte.

[15] MvJL 12993, PBD-verhoor H. Elfrink.

[16] MvJL 13120, PBD-verhoor J.F. Osten.

[17] Mededeling van mevr. G. Elstrodt-Meijer te Eindhoven aan de auteur op 7-4-2003.
[18] MvJL 13022, PBD-verhoor C. Gutteling; Paul van Beckum, Oranjehaven: dertien sluipwegen naar de vrijheid, Strengholt Naarden 1992, p. 59.

[19] MvJL 3969, CID-verhoor D.J. ter Beek.

[20] Paul van Beckum, Oranjehaven, p. 61.

[21] MvJL 13071, PBD-verhoor W. Koole.

[22] MvJL 12923, MI-6 verhoor J.T.L. Bartlema.

[23] Albert Boes, Engelandvaarders deel 3: Na-oorlogse dankbaarheid basis voor Koole Tanktransport, in: Weekblad Schuttevaer, 22 april 2002; zie ook: www.koole.com.

[24] Paul van Beckum, Oranjehaven, p. 59.

[25] Mededeling van mevr. G. Elstrodt-Meijer aan de auteur op 8-4-2003; zie ook archief Kamer van Koophandel Den Haag, Handelsregister, 188 dossier 3467 (J. Meijer’s Scheepsbouwwerf), 187 dossier 3442 (Machinefabriek Leidschendam NV, sedert 1927 Machinefabriek en Scheepswerf Leidschendam NV) en 1294 dossier 28552 (idem).

[26] Vier bemanningsleden vermeldden Schraders lidmaatschap van de Jeugd Storm in hun Londense verhoren.

[27] Bruin en Van der Werff, Vrijheid achter de horizon, p. 133.

[28] BNV 3804, PBD-verhoor A.B. Schrader. Bij Koninklijk Besluit van 9-3-1944 nr 9 werd aan Schrader het Bronzen Kruis verleend vanwege zijn (eigen) ontsnapping uit bezet Nederland met het doel zich ter beschikking van de regering in Engeland te stellen. Zijn bemoeienis met de overige zeven bootjes werd niet vermeld. Anton Schrader overleed in Den Haag op 8 november 2000.

Naschrift: In het verhaal ‘Een witte raaf met een groot hart’ in de vorige Erf Goed Nieuws staat dat de heer Jaap van der Hulst jr. naar Duitsland werd gestuurd in de plaats van ‘een ander persoon’ die aanvankelijk voor dit doel was aangewezen maar ‘vrouw en kinderen had. Men achtte het logischer dat een jonge knul van 19 zonder gezin als dwangarbeider naar Duitsland ging.’ (pag. 18). De heer Van der Hulst laat weten dat dit niet geheel juist is. In eerste instantie waren twee werknemers op de werf van Van Ravesteijn voor de Arbeitseinsatz aangewezen. ‘In hun plaats werden evenwel twee anderen aangewezen: een getrouwde man die een gezin had met twee kinderen, en ik.’
Ook in de weergave van zijn belevenissen na de bevrijding van Berlijn door de Russen ontbreekt een nuance. Van der Hulst werd niet ‘ergens in Duitsland aan zijn lot overlaten’, maar in een voormalige zoutmijn te werk gesteld. Toen hij daar korte tijd later door de Amerikanen werd bevrijd ‘zijn we huiswaarts gaan lopen.’ Na ongeveer 10 dagen kreeg hij van de Amerikanen vervoer aangeboden.


Terug naar overzicht

Laatste publicatie

Erf Goed Nieuws augustus 2023
augustus 2023, jaargang 32, nummer 1

Erf Goed Nieuws augustus 2023

Erf Goed Nieuws, augustus 2023

Lees verder Alle publicaties