Vereniging Erfgoed Leidschendam

info@erfgoedleidschendam.nl

Uitgave: Januari 2000

Oorlog met de Engelsen of niet?

Oorlog met de Engelsen of niet?

In 1652 verscheen in Leiden een pamflet dat gedrukt was door Jacob Janszoon. In het pamflet komen mannen aan het woord die de toenmalige politieke situatie bespreken. En zoals in iedere goede discussie is er ruimte voor verschillende opvattingen, hoewel de emoties soms hoog oplopen. Opvallend is, dat de diverse opinies naar voren worden gebracht door baggeraars uit het veengebied van Stompwijk. Erf Goed Nieuws kwam het pamflet via archiefonderzoek op het spoor.

Radio, televisie, kranten en sinds een paar jaren ook Internet bieden ons tegenwoordig de gelegenheid live betrokken te zijn bij bijvoorbeeld de Amerikaanse presidentsverkiezingen, stenengooiende Palestijnse jongeren en schietende Israëliërs of de geboorte van een olifantje in een dierentuin. Dezelfde media geven ons ook de gelegenheid onmiddellijk te reageren op het nieuws of bepaalde maatschappelijke tendensen.
In de Middeleeuwen werd nieuws niet alleen mondeling, maar ook in de vorm van een brief verspreid. Later kregen sommige brieven een openbaar karakter. De brief werd dan in het openbaar voorgelezen, op marktpleinen en bij gerechtshoven. In bijna alle gevallen betrof het 'overheids'mededelingen van politieke, juridische of economische aard. De reacties zullen veelal mondeling van aard zijn geweest. De boekdrukkunst bood de gelegenheid de brief in een grotere oplage goedkoop te reproduceren en aldus te verspreiden. De 'brief' kon nu zelfs worden opgehangen. Niet velen zullen de brief zelf hebben kunnen lezen, maar in de economisch sterk groeiende Nederlanden in de zesteinde en zeventiende eeuw was het analfabetisme relatief gering. In de sterke economie had het bedrijfsleven klerken nodig voor het - schriftelijk - onderhouden van de handelscontacten en de verslaglegging. Er was dus altijd wel iemand te vinden die kon lezen en schrijven.

Pamfletten

Toen de boekdrukkunst grote groepen mensen de gelegenheid bood ook anders nieuws te verspreiden dan 'overheids'nieuws, ontstond het pamflet. Over pamfletten schrijft R. Kaper in zijn boek Pamfletten over oorlog of vrede het volgende:
'Pamfletten vormen een belangrijke bron voor onze kennis van het verleden. Evenals de tegenwoordige kranten voorzagen zij in de behoefte aan informatie over aktuele gebeurtenissen, terwijl zij tevens in belangrijke mate bijdroegen aan de meningsvorming op velerlei gebied. In de meeste pamfletten zijn beide funk-ties, nieuwsbron en propaganda, verenigd.'
Het is het laatste dat zo treffend geïllustreerd wordt in een pamflet dat gedrukt werd in 1652 in Leiden. De preciese titel luidt: Veen-boers praetjen tusschen drie gebuyren Kees, laep en Syme, gehouden te Stomp-wijck, in't baggeren van haren turf: Raeckende den tegenwoordigen staet der Vereenighde Nederlandtse Provintien ende 't Parlement van Engelandt.
Onder de titel staat een eenvoudig vignet, voorstellende een ridder met schild en zwaard, met daar omheen de tekst:'Het Bagg'ren leyt nu aen een kant, lek draeg het Swaert voor 'tVaderiant.'

Het pamflet wordt bewaard in de Bibliotheca Thysiana in Leiden, een van de oudste in originele staat bestaande bibliotheken in Nederland. Het is gedrukt in de toen gangbare variant van het gotische schrift, wat het lezen lastiger maakt. De kwaliteit van het papier is niet denderend, maar er is geen tekst verloren of onleesbaar geraakt.
Stelt u zich de volgende situatie voor. Drie veenbaggeraars uit Stompwijk (Kees, Symen en Jaap) komen op de veenplas in hun pramen bijeen en bespreken de situatie die is ontstaan nadat Engeland de beruchte Akte van Navigatie in 1651 heeft afgekondigd. Die akte hield in dat alleen Engelse schepen niet-Europese goederen in Engeland mochten invoeren. Voor een handelsland als Nederland met een enorme handel in bijvoorbeeld specerijen uit het Verre Oosten een vervelende situatie. Die situatie leidde uiteindelijk tot oorlog met Engeland, de eerste Engelse Oorlog van 1652 tot 1654.

 

'Quade tijding'

De tekst in het pamflet begint aldus:
'Kees: Goeden morghen Jaep-buyr / dus vroegh inde weer / jy bruyter de Butter uyt / jy sulje by-gort in een jaer rijck baggeren.
Iaep:Ja rijck baggeren / wij moghen wel wercken en vroeten / ick heb een wijf en 9 kinderen / en daer hoort al vrij wat toe / maar Kees-buer, seght mij eens / hebje in lang niet in Stee geweest / wat seytmen al van Engeland / sal 't Vrede of Oorlog zijn?'
De suggestie wordt hier opgeroepen dat Jaap ondanks zijn zorg voor vrouw en kinderen met de Engelse kwestie in de maag zit. En dat is terecht, want Kees brengt het volgende nieuws:
'Ik was gisteren te Rotterdam en ick hoorde daer heel quade tyding / datter al ver-scheyde haring-buyssen waren ghenomen ende oock al verscheyde in waren gekomen / door vreese van de Engelse Dieven genomen te worden / ja dat meer is sy nemen al wat haer maer voor komt / ja sy hebben nu korteling noch genomen een schip van Middelburg met veertien stucken geschuts en noch een van Rotterdam / geladen met koorn / ende noch 27 coopvaerdy schepen / ende noch 3 kloecke oorlog-schepen / genaemt Emilia en Middelburg van Amsterdam / gemonteert het eene met 58 stucken meest Metale / het andere met 28 stucken; en den Hasewint van Vlissinge / mede met 28 stucken.'
Kees schetst zeer gedetailleerd enkele Nederlandse verliezen: vissersschepen, graanschepen en oorlogsbodems ingepikt door de Engelsen. De wijze waarop dat gebeurd zou in een moderne krant niet misstaan! Kees maakt zich ernstig zorgen over de koopvaardij, cruciaal voor de Nederlanden.
Ook verderop in het pamflet wordt voortdurend over de bedreigde handel gesproken: 'maer niet denckende op de groote schade der koopmans doort nemen van soo menig schip','want ondertussen gaet de koop-handel niet voort 't weick de oorsaeck soude zijn van de ruijn van ons land' en 'datter een vloot van 36 schepen uyt Spangien quam'.
Kennelijk was de handel met Spanje vier jaar na het beëindigen van de Tachtigjarige oorlog goed op gang gekomen! Tegen het einde van het pamflet somt de auteur tot twee keer toe een uitgebreid lijst van schepen en goederen op die door de Engelsen werden gecontïskeerd. De veronderstelling dat de auteur van dit pamflet in handelaarskringen moeten worden gezocht, lijkt hierdoor voor de hand te liggen.
Jaap weet van de verliezen, maar heeft ook gehoord dat Kees het met die Engelsen niet zo ziet zitten: het zijn immers dieven.Toch mag Jaap van de auteur alleen hier de opvatting van Kees nuanceren: 'Wel Kees-buer wat benje oock een haestighe vent als ghy gebint / ghy hoort van die luyde so qualijck niet te spreecken / ghy
moet dencken datse van onse religie zijn / en datse ons ten tijde doen wij in oo log waren met den koning van Spangien / al vry hebben geassisteert met voick e geit / ick heb ghelesen inde kronijck datse ons in't jaer 1585 hebben geassisteel met 5000 te voet en 1000 ruyters / en die gestadigh onderhouden ende betaelt ende daerenboven noch een van de beste generale van heur? Landt / ons gegeve / te weten den graef van Licester / wat meent ghy Kees datmen alsuicke luyden di ons landt so veel goets hebben ghedaen / niet wat behoort in te willighen / end voor haer de vlagge strijcken?

Goddeloze schelmen

Voortdurend wordt na bovenstaande woorden van Jaap in het pamflet in zet ongunstige zin over Engelsen gesproken. Het zijn goddeloze schelmen, ze diene de duivel: 'Wat dunckt u laep, is dat God en den Duyvel niet gedient'. Zij ve moordden op barbaarse wijze hun koning, namelijk Karel de I. (Karel de I werd n zijn verlies in de Engelse burgeroorlog 1642-1649 op last van Cromwell terechtgi steld. In het pamflet wordt beweerd dat een predikant de beul was! aj]:'het alde grouwelijckrste heeft begaen in 't onthalsen van den alder-opregsten koning Bovenal zijn de Engelsen lafaards: 'wat daden hebben de engelse opt ter zee ged en als den armen koopvaerdijman te nemen daer sy maer schijte-broecke sijn.' Misschien brengt deze wetenschap Kees op de navolgende uitspraken: 'ja mij dunckt dat sy hier in ons veen waren wy souwense met turve doot goye / en stee' kense metter kop inde bagger / die engelse dogge alsse zijn' en 'en ick sweer de eersten engels-man die ick meester ben ick sal hem met een nijp-tang de stae mette wortel soo schoon uyttrecken dat hy 't syn moer niet vertellen sal.'

Spionnen

Twee flinke stukken in het pamflet handelen over Engelse spionnen. Engelse pr dikanten, hoedenmakers en winkeliers werkzaam in Rotterdam, Delft en elders, spreken negatief over de Nederlanders en brengen allerlei wetenswaardigheden over naar Engeland.
Behalve over Engelsen is Kees ook zeer negatief over Nederlanders die twijfelen aan de houding van admiraal Tromp. Kees verwijst in het pamflet naar een ander pamflet - een goede illustratie van de opvatting dat pamfletten zich uitstekend lenen om te reageren op nieuws en meningen van anderen - waarin de auteur twijfelt aan de moed van Tromp:'lek heb nu kortelingh een Vissers Praetjen gelesen / waer in sy onsen admirael grootelijk blameren / en segghen / dat Tromp self al bevreest is voor syn gat'. Net als zijn overtuiging dat de Engelsen eigenlijk gewoon 'schijte-broecke' zijn, vindt Kees ook de auteurs van het Vissers Praetjen (inderdaad niet lang voor ons pamflet werkelijk verschenen en ook bewaard in de Bibliotheca Thysiana) lafaards:'voorwaer suicke kerck-uyien wanneer sy met Tromp eens op de compagnie moste staen / wanneer de blau-erten [kanonskogels, aj] haer over 't hooft soude vlieghen / sy souden van angst haer brouck wel vol legghen.'
Mocht bij de lezer de gedachte postvatten dat Kees op zijn minst een nationalist is, dan lijkt zijn opvatting over de lakse houding van de 'hoge heren' van de
Nederlanden dit nog verder te onderstrepen:'ende dit laten de Heeren alsoo heen gaen / dat onse Prins leefde ten souder soo niet gaen / maer het schijnt dat de Staten al siende blint zijn', 'maer niet denckende op de groote schade der koop-mans doort nemen van soo menigh schip / maer alleenlijck meer siende op haer particulieren intrest / al soude het geheele landt verloren gaen'/soo en behoorden de staten soo lang niet ghewacht te hebben met den oorlogh / tegen Engeland' en 'het waer te wenschen dat haer ho: mo: [hoge mogendheden?, ajj al over lang sulx hadden ghedaen / en die diefsche engelse soo veel meesters niet hadde laten worden / het hadde so menig beroyt koopman niet ghemaect.'
Tegen het einde van het pamflet lezen we dat Kees en Symen dienst zullen nemen om te strijden tegen de Engelsen, maar dat Jaap daarvan afziet, omdat hij eigenlijk bang is: 'voor my ick wil niet mee / want men hoort dagelijcks suicke qua tijding uyt zee.'

Kloeke taal

Wat kunnen wij leren uit het pamflet? In de eerste plaats komt er een grote bezorgdheid naar voren met betrekking tot de Nederlandse internationale handel en scheepvaart. Daarnaast lezen we dat er in de Nederlanden van de zeventiende eeuw veel buitenlanders woonden, onder wie ook Engelsen. Ook wordt verwezen naar de animositeit tussen Engelsen en Schotten - ook toen al!
Onder Nederlanders heerste twijfel. Jaap is eigenlijk de gepersonifieerde twijfel (Jaap verwijst bijvoorbeeld nog naar de steun van de Engelsen tijdens de Tachtigjarige Oorlog), maar ook het 'Vissers-praetjen' duidt daarop. Ons pamflet verzet zich juist tegen de twijfel en nuancering en pleit voor stevige actie. Niet voor niets wordt kloeke taal gesproken en sluit het pamflet af met de vermelding dat twee van de drie hoofdpersonen in het pamflet in krijgsdienst treden. Bij wijze van kanttekening nog het volgende. Moeten wij echt aannemen dat Stompwijkse veenarbeiders zeer diepgaand op de hoogte waren van de internationale politieke situatie? Dat zij regelmatig naar Rotterdam, Delft of Gouda reisden? Dat zij konden lezen? Dat zij vrij nauwkeurig op de hoogte waren van aantallen geschut op oorlogschepen, of de precieze lading in oost-indiëvaarders? Het lijkt onwaarschijnlijk. Niettemin was er een auteur die wel op de hoogte was en de moeite nam een pamflet te publiceren. Maar waarom hij de discussie in het half ontgonnen veengebied in Stompwijk situeerde, zal wel altijd een onbeantwoorde vraag blijven.

Aad Janson

Gebruikte literatuur:
Ronnie Kaper, Reakties van tijdgenoten op de vredesonderhandelingen van 1607-1609, Amsterdam 1990.
P. A. M. Geurts. De Nederlandse Opstand in de pamfletten, 1566-1584 (proefschrift Nijmegen). Nijmegen 1956.
Over het begrip 'pamflet'door D.J.H, ter Horst in 'Bibliotheekleven, 1932, p. 8-31.

 


Terug naar overzicht

Laatste publicatie

Erf Goed Nieuws augustus 2023
augustus 2023, jaargang 32, nummer 1

Erf Goed Nieuws augustus 2023

Erf Goed Nieuws, augustus 2023

Lees verder Alle publicaties